Oplossingsrichtingen

Randvoorwaarden

De veranderopgaven bieden een duidelijk ontwikkelrichting voor de Nederlandse strafrechtspleging. Het gaat daarbij om een streefbeeld dat niet van de ene op de andere dag gerealiseerd zal zijn.

Daarvoor is een kentering in het denken over strafrecht nodig. Dit kan alleen tot stand komen als de maatschappelijke discussie over het strafrecht wordt gevoerd op basis van een meer realistisch narratief. Daarnaast is een andere wijze van financiering noodzakelijk, willen organisaties in de strafrechtspleging daadwerkelijk kunnen werken vanuit de maatschappelijke opgave die zij hebben. Tot slot vereist het realiseren van de veranderopgaven simpelweg dat organisaties hiermee aan de slag gaan. Dat is roeien tegen de stroom in en vereist bestuurlijk en beleidsmatig lef.

Een realistisch narratief

Bestuurders, beleidsmakers en politici laten zich in hun opvattingen mede leiden door het maatschappelijke sentiment over het strafrecht. Maar de publieke discussie over het strafrecht doet geen recht aan de complexiteit ervan en wordt lang niet altijd gevoerd op basis van feiten. Zo is de kennis over de effectiviteit van straffen onder de maat.Een van de consequenties daarvan is de roep om strenger straffen, in de veronderstelling dat dit de samenleving veiliger zou maken. Politiek en beleid volgen deze lijn.

Een meer realistisch narratief is het fundament dat nodig is om de veranderopgaven in de praktijk te brengen. Een narratief dat minder wordt gedreven door incidenten en dat minder punitief is. Dit is nodig voor een eerlijker maatschappelijk gesprek over het strafrecht. En voor beleid en regelgeving die bijdragen aan een meer betekenisvol strafrecht.

Andere keuzes in de financiering

Op dit moment vindt financiering van de organisaties in de strafrechtketen grotendeels plaats op basis van de geleverde producten, dat wil zeggen op basis van zaken afgedaan binnen het strafrecht. Activiteiten die leiden tot een strafrechtelijke afdoening worden vergoed. Activiteiten voor buitengerechtelijke afdoening, zoals bijvoorbeeld een herstelgesprek of het realiseren van een zorgverleningstraject, worden niet vergoed. Daarmee bestaat er een stevige prikkel om te kiezen voor afdoening in het strafrecht, ook als de inschatting is dat er effectievere niet-strafrechtelijke alternatieven zijn.  Daarnaast krijgen de organisaties in de strafrechtketen elk hun eigen budgetten toegekend. Dit bevordert dat bij de besteding ervan de eigen organisatiedoelstellingen en -taken leidend zijn, en niet de overkoepelende maatschappelijke opgave van de strafrechtspleging.  Om goed te kunnen sturen op de gewenste maatschappelijke effecten en om de samenwerking die daarvoor (binnen en buiten de strafrechtketen) nodig is, is een begrotingssystematiek nodig die ondersteunend is aan ketenbrede outcome-afspraken. Maar ‘ketensamenwerking wordt door de [huidige] wijze van financiering eerder bemoeilijkt dan bevorderd.’
(Bron: SEO & AEF, 2021)
“De inzet van het strafrecht moet onderdeel uitmaken van een breed systeem, dat het palet is waarmee we tot effectieve interventies ten behoeve van onze maatschappelijke opgaven kunnen komen. Dat systeem moet robuust en krachtig zijn. Daarvoor is ketenfinanciering een randvoorwaarde.”

(Annemarie Penn-te Strake, Ambassadeur ‘Strafrecht met Perspectief’)

In opdracht van de VVE ZSM loopt nu het onderzoek ‘Ketenfinanciering ZSM’. De resultaten worden verwacht in de zomer van 2022.

Bestuurders en beleidsmakers met lef

Bestuurders en professionals in de strafrechtketen zijn overtuigd van het belang van een goed functionerend strafrechtssysteem. Een systeem dat maatschappelijke legitimiteit geniet. Daarom wordt er veel werk gemaakt van het optimaliseren van processen: meer productie en snellere doorlooptijden.

Tegenover deze focus op ‘output’ plaatsen de deelnemers aan de stakeholder dialogen de noodzaak van een focus op ‘outcomes’. Met de overtuiging dat door het vooropstellen van maatschappelijke effecten de gewenste output ook gemakkelijker gerealiseerd kan worden. Bijvoorbeeld omdat een meer selectieve instroom in het strafrecht maakt dat er meer tijd overblijft voor de zaken die écht in het strafrecht thuis horen.

Hiervoor zijn bestuurders en beleidsmakers nodig die de moed hebben om ‘output’ wat minder op de voorgrond te zetten. Die durven om initiatieven te nemen die niet aansluiten bij de dominante roep om strenger straffen. Die de moed hebben om het belang van direct betrokkenen in woord en in handelen voorop te stellen. Bestuurders en beleidsmakers die vertrouwen op professionals in strafrechtspleging en hen de vrijheid geven om op basis van hun kennis en ervaring en betekenisvol werk te leveren. En bestuurders en beleidsmakers die zo realistisch zijn om te kiezen voor een een lange termijn perspectief, die begrijpen dat het realiseren van de veranderopgaven een lange adem vereist.